Gemiddeld duurt een neuscorrectie 1 tot 2 uur. De meer complexe ingrepen kunnen langer duren en tot 4 uur in beslag nemen. Kleine neuscorrecties kunnen poliklinisch of in dagverpleging worden uitgevoerd. Voor een meer uitgebreide ingreep kan een opname in de kliniek van enkele dagen noodzakelijk zijn.
De meeste neuscorrecties worden gedaan onder volledige narcose. U krijgt medicatie toegediend ter voorbereiding op deze narcose (premedicatie). Vervolgens wordt een infuus aangebracht. Voordat de anesthesist de narcosemiddelen via het infuus toedient, wordt eerst de bewakingsapparatuur aangesloten. Na het toedienen van de narcose bent u binnen een halve minuut in diepe slaap. U voelt of merkt dan niets van de ingreep die gaat plaatsvinden.
Soms kan bij een wat minder uitgebreide ingreep en op basis van persoonlijke voorkeur de neuscorrectie onder plaatselijke verdoving worden gedaan in plaats van onder volledige narcose. Bij een plaatselijke verdoving wordt het hele gebied in en naast de neus verdoofd. Deze prikjes kunnen pijnlijk zijn. U blijft dan wel wakker, maar voelt niets van de ingreep. Soms wordt deze plaatselijke verdoving gecombineerd met een licht roesje. U kunt dan een beetje doezelen en maakt daardoor heel ontspannen de ingreep mee.
Om de gewenste correcties aan de vorm van de neus aan te kunnen brengen is het noodzakelijk dat de huid van de neus eerst wordt losgemaakt van het onderliggende framewerk van de neus dat bestaat uit bot (neusrug) en kraakbeen (neustip, en neusvleugels).
Nadat de huid is losgemaakt kan de plastisch chirurg de vorm van de neus aanpassen door bot en/of kraakbeen weg te halen of juist door een stukje bot of kraakbeen dan wel een implantaat van ander materiaal in te zetten. Soms is het nodig om het tussenschot van de neus recht te zetten en in een enkel geval wordt het neusbot geheel los gemaakt van de schedel om daarna alle delen van de neus in de goede verhoudingen te plaatsen en de neus weer vast te zetten.
Het verwijderen van een ongewenste bobbel of bochel in de neusrug kan worden gedaan met een vijl of beitel waarna de neusbotten weer worden samengebracht tot een rechte en smallere neusrug. Naast bot bestaat de neusrug voor een belangrijk gedeelte uit kraakbeen dat door de plastisch chirurg met een mesje voorzichtig kan worden verwijderd. Wanneer een grote neusrug gecorrigeerd moet worden wordt het kraakbeen vaak los gemaakt van het neustussenschot (septum) voordat het wordt verwijderd. Als de neusrug erg smal is kan in één keer aan beide zijden kraakbeen worden weggehaald zodat de bestaande vorm van de neus goed behouden blijft.
Door het tussenschot van de neus bij te werken kan de hoek tussen de neus(tip) en de bovenlip worden verbeterd. Deze correctie van de stand van de neustip wordt doorgaans gedaan voorafgaand aan een eventueel benodigde correctie van de neusrug om te voorkomen dat er een te groot gedeelte van de neusrug wordt verwijderd.
Soms kan het voor de gewenste correctie van de neustip nodig zijn om stukjes kraakbeen te verplaatsen. Dit kan alleen als de huid dik genoeg is. Het risico bestaat dan wel dat na de herplaatsing de kraakbeenstukjes verschuiven. Het verkleinen van de neustip wordt over het algemeen gedaan door alleen kleine stukjes kraakbeen weg te halen zodat de neustip genoeg steun houdt en niet gaat vervormen.
Bij een neuscorrectie kan het nodig zijn om ook de huid van de neus te reduceren opdat deze zo goed en natuurlijk mogelijk aansluit op het nieuw gevormde onderliggende frame van de neus.
Te grote neusvleugels en daardoor te grote neusgaten kunnen worden gecorrigeerd door stukjes huidweefsel onder aan de buitenkant van de neusvleugels te verwijderen of door een stukje huid onder aan de neustip weg te halen. De neusvleugels worden dan kleiner en de neusgaten komen dichter bij elkaar te liggen. Er komen dan hechtingen in de plooi tussen de neus en de wangen of onder aan de buitenkant van het tussenschot tussen de neusgaten. De littekens daarvan zijn nauwelijks zichtbaar.
Wanneer er materiaal nodig is om de neus op te bouwen (bijvoorbeeld bij een gewenste verbreding van de neustip) kan hiervoor eventueel het kraakbeen uit de oorschelp gebruikt worden. Dit heeft geen gevolgen voor de oorschelp (de vorm en de stand daarvan wordt niet aangetast).
Wanneer de neusrug te breed is kan deze smaller worden gemaakt door het bot aan beide kanten voorzichtig te breken en daarna dichter naar het midden te plaatsen.
Voor het ophogen van een te laag gelegen neusrug kan specifiek gebruik worden gemaakt van een Goretex-implantaat. Uit wetenschappelijk onderzoek zou zijn gebleken dat in één procent van de gevallen dit implantaat leidt tot een infectie of tot afstoting. Ook kan hiervoor menselijke huid worden gebruikt die bewerkt is en vastgroeit aan het eigen neusweefsel. Dit wordt Alloderm genoemd en zou door het lichaam niet worden afgestoten. Implantatie hiervan zou volkomen veilig zijn.
Zodra de gewenste correcties zijn aangebracht wordt de huid weer teruggeplaatst over het onderliggende en nieuw gevormde raamwerk van de neus.
De plastisch chirurg kan voor het losmaken van de huid gebruik maken van twee technieken, de “gesloten” techniek (ook wel genoemd “gesloten” benadering of “inwendige benadering” dan wel “inwendige techniek”) of de “open techniek” (ook wel genoemd “open benadering” of “uitwendige benadering” of “uitwendige techniek”).
De meeste neuscorrecties worden gedaan met behulp van de “gesloten techniek”. In dat geval worden de benodigde huidsneden om de huid los te maken inwendig gemaakt dat wil zeggen in de binnenkant van de neus.
Voor de wat meer ingrijpende en complexe neuscorrecties kan de plastisch chirurg besluiten om de “open” techniek te gebruiken. In dat geval wordt er ook een sneetje aan de buitenkant van de neus gemaakt namelijk in de voorrand van het tussenschot (tussen de neusgaten) en/of op de overgang van beide neusvleugels naar de bovenlip (dus links en rechts onder de neusgaten).
Bij de “open” techniek wordt na het losmaken van de huid van de neus deze huid teruggeslagen in de richting van het voorhoofd. Dit geeft de plastisch chirurg een beter overzicht hetgeen bij meer complexere ingrepen vereist kan zijn om tot een goed resultaat te komen.
Uiteraard is de “open” techniek ingrijpender dan de “gesloten” techniek hetgeen gevolgen heeft voor de risicos en complicaties en het verloop van het herstel na de ingreep.
Nadat de huid is teruggeplaatst wordt deze gehecht bij de gemaakte incisies. Dit kan met oplosbare hechtingen gedaan worden. In een enkel geval moet aan de binnenzijde van de neus aan weerszijde van het tussenschot twee plastic plaatjes worden geplaatst om ervoor te zorgen dat alles weer goed aan elkaar groeit. In de neus worden meestal twee tampons geplaatst om het slijmvlies goed te laten vastgroeien, en om eventueel bloed op te vangen. Tot slot wordt er met tape of pleisterverband een kapje op de neus aangebracht van kunststof dan wel een gipsspalk om de neusdelen te beschermen en de neus te helpen om de nieuwe vorm te behouden. Het pleister- of gipsverband loopt door tot op het voorhoofd voor een optimale steun. Tevens helpt het om zwellingen en bloeduitstortingen zoveel als mogelijk tegen te gaan.