manier borsten verkleinenEen borstverkleining is een chirurgische ingreep waarbij het volume van de borst wordt verkleind door weefsel uit de borst te verwijderen. Bij de meeste technieken wordt ook huid verwijderd en de tepelhof naar boven verplaatst zodat de vorm van de borst verbetert. Deze wordt steviger en krijgt een betere projectie naar voren omdat de borst minder gaat hangen. Vanwege dit effect wordt vaak ook gesproken van een borstversteviging. Een andere term die regelmatig gebruikt wordt is borstreductie.

Vaak wordt bij de ingreep ook de tepelhof verkleind zodat de verhouding ten opzichte van de verkleinde borst optimaal wordt of blijft. Een gebruikelijke doorsnede van de tepelhof is ongeveer 4 cm.

Bij een borstverkleining wordt niet het overtollig vet verwijderd dat bij sommige vrouwen loopt van de oksel naar de rug.

De borstverkleining vindt plaats onder algehele narcose en kan afhankelijk van de zwaarte van de ingreep één tot drie uur in beslag nemen. De kleinere borstreducties kunnen soms via  een dagopname gedaan worden. Voor een grotere borstreductie zal een opname van twee en soms nog meer dagen benodigd zijn. De meeste technieken laten zichtbare littekens achter. Verder is de kans groot dat borstvoeding na de ingreep niet meer mogelijk is, met name bij de grotere borstreducties.

De nieuwe vorm van de borst komt uiteindelijk tot stand door inwendige verplaatsing van vet en borstklierweefsel. Het kan vier tot acht maanden duren voordat de borsten hun definitieve vorm hebben gekregen. Dit komt door de sterke spanning in het borstweefsel na de ingreep die de vorm gedurende de eerste maanden beïnvloedt. Pas na verloop van tijd neemt die spanning af en gaan de borsten wat soepeler worden en door wat uit te zakken hun definitieve vorm krijgen.

Welke techniek voor een borstverkleining geschikt is hangt heel sterk af van de mate waarin de borst verkleind moet worden. Hieronder geven wij u hier verdere informatie over. We beginnen met de “ankermethode” wat voor de grotere borstreducties de meest toegepaste techniek is. Daarnaast geven we de technieken die voor de kleinere borstreducties zouden kunnen volstaan.

In een afzonderlijk hoofdstuk: “Een alternatieve techniek voor een borstverkleining: liposculpture” wordt een techniek beschreven die geheel anders te werk gaat. Hierbij wordt namelijk uitsluitend vetweefsel uit de borsten verwijderd (door vetcellen weg te zuigen met speciale apparatuur). Klierweefsel en huid worden niet verwijderd. Deze techniek kent een aantal belangrijke voordelen op het gebied van complicaties en herstel vergeleken met de hier beschreven meer chirurgische technieken maar niet alle vrouwen zijn ervoor geschikt en meestal wordt deze techniek ook niet vergoed door de ziektekostenverzekeraar. Daarom geldt over het algemeen dat financieel gezien deze techniek pas interessant wordt als de borstverkleining middels de “gebruikelijke” chirurgische methode ook niet vergoed zou worden.

De borstverkleining met behulp van de “ankermethode”

De meeste vrouwen die een borstverkleining willen laten doen hebben overduidelijk te grote en te zware borsten. Het verkleinen van deze borsten vereist een tamelijk ingrijpende correctie. De “ankermethode” is de techniek die deze ingrijpende correctie mogelijk maakt en daarom het meest wordt toegepast.

De techniek heet “ankermethode” omdat er een litteken op de borst overblijft in de vorm van een anker. Dit litteken komt te liggen rond de tepelhof, dan van de tepelhof recht naar beneden en tot slot horizontaal en gebogen in de borstplooi. Het verticale litteken wordt ook wel de figuurnaad genoemd en zorgt ervoor dat de borst een natuurlijke vorm krijgt.

Voorafgaand aan de ingreep tekent de chirurg op de borst het snijpatroon waarlangs de incisie gemaakt moet worden. Hierbij wordt rekening gehouden met de hoger gelegen nieuwe plek voor de tepelhof. Onder algehele verdoving wordt vervolgens de ingreep uitgevoerd.

Langs het snijpatroon wordt de huid los gemaakt. De chirurg verwijdert aan de onderzijde van de borst overtollig vet, borstklierweefsel en de huid. De tepelhof wordt apart vrijgemaakt en naar boven verplaatst. Meestal wordt de tepelhof verplaatst samen met de onderliggende zenuwen en bloedvaten, maar dit is niet altijd even goed mogelijk en soms moet de tepelhof al dan niet gedeeltelijk worden losgesneden van deze onderliggende zenuwen en bloedvaten. Vaak wordt ook de tepelhof tijdens de ingreep verkleind. Vervolgens wordt de borst in model getrokken door de snijranden bij elkaar te brengen en te hechten.
In het wondgebied worden meestal drains ingebracht die in verbinding staan met vacuüm flesjes. Dit zorgt ervoor dat bloed en vocht uit de wond kan worden afgevoerd.
Alhoewel de “ankermethode” de meest toegepaste methode is geeft deze dus veel littekens.  Het horizontale litteken onder in de borstplooi heeft bovendien een paar specifieke nadelen:

  • het buitenste gedeelte van dit litteken wordt geregeld breed en dik en kan soms zichtbaar zijn bij het dragen van een BH of bikini.
  • in het midden van dit litteken komen geregeld stoornissen voor bij de wondgenezing.

Bovendien is het nadeel van de “ankermethode” dat de vorm van de borsten na de ingreep vrij breed en plat zijn en dus weinig projectie naar voren hebben. Toch zijn de meeste vrouwen over het algemeen zeer tevreden over het resultaat van deze techniek.

De borstreductie met een L-vormig litteken

Het voordeel van de techniek waarbij een L-vormig litteken ontstaat in vergelijk tot de “ankermethode” is dat vermeden wordt dat er littekenuitlopers in de decolleté ontstaan.

Net als bij de ankermethode komt er een litteken rondom de tepelhof en een litteken recht naar beneden, maar het horizontale litteken in de borstplooi komt alleen aan de buitenkant van de borst te liggen. Of dit mogelijk is hangt af van de hoeveelheid weefsel en huid dat verwijderd moet worden.

De sleutelgatmethode (I-methode)

Het voordeel van de “sleutelgatmethode” is dat hierbij “slechts” een I-vormig litteken ontstaat. Net als bij de “ankermethode” komt er een litteken rondom de tepelhof en een litteken van de tepelhof recht naar beneden maar geen litteken onder in de borstplooi.

Deze methode is echter alleen geschikt voor vrouwen met een elastische huid en waarbij niet zo veel weefsel en huid verwijderd hoeft te worden. In dat geval is namelijk de horizontale incisie onder in de borstplooi niet noodzakelijk.
In enkele gevallen echter moet bij toepassing van de sleutelgatmethode na een paar maanden toch nog een kleine incisie onder in de borstplooi aangebracht worden indien de huid onder de tepelhof ter hoogte van het verticale litteken onvoldoende samentrekt.
Komt u voor de sleutelgatmethode in aanmerking dan heeft u naast het kleinere litteken nog een paar andere voordelen ten opzichte van de ankermethode:

  • de vorm van de borsten wordt mooier (minder plat dus meer projectie)
  • minder kans op gevoelsverlies van de tepel en meer kans om later nog borstvoeding te kunnen geven
  • de operatie duurt korter
  • beweging van de armen zijn sneller weer mogelijk (na 2-3 dagen)

De sleutelgatmethode kent echter ook nadelen. Deze zijn:

  • de onderhuidse wond is groter waardoor er een hogere kans is op zwellingen en bloeduitstortingen.
  • het duurt langer voordat de borsten hun nieuwe definitieve vorm hebben bereikt.
  • de techniek is wat lastiger en vraagt de nodige ervaring van de chirurg.

De borstverkleining met een schuin litteken

Indien de borsten wat minder groot zijn en er daardoor minder weefsel uit de borst verwijderd hoeft te worden kan een techniek worden toegepast die net als de sleutelgatmethode een kleiner litteken geeft dan het litteken dat overblijft bij het toepassen van de ankermethode. Bij deze techniek ontstaat net als bij de andere technieken een cirkelvormig litteken rond de tepelhof en dan van daaruit een litteken dat schuin wegloopt richting de oksel in plaats van recht naar beneden zoals bij de sleutelgatmethode.

De borstreductie met alleen een litteken rond de tepelhof

Bij een kleine borstreductie bestaat de mogelijkheid om de ingreep zo te doen dat er alleen een litteken rondom de tepelhof ontstaat. Via deze incisie wordt weefsel verwijderd onderin de borst. Omdat er minder weefsel verwijderd wordt hoeft er geen huid verwijderd te worden. Daarom hoeft er geen incisie gemaakt te worden van de tepelhof naar de onderkant van de borst en ook geen horizontale incisie in de borstplooi.

Bij deze techniek blijft het middelste gedeelte van de borst intact en is er daarom een grotere kans dat borstvoeding mogelijk blijft in vergelijking tot de eerder beschreven technieken.