kapselvorming silliconenKapselvorming is op zichzelf een normaal verschijnsel na een borstvergroting waarbij gebruik wordt gemaakt van protheses. De protheses worden door het lichaam als lichaamsvreemd materiaal gezien. Na het inbrengen van de prothese wordt deze daarom omringd door een vliesdun laagje littekenachtig bindweefsel dat door het lichaam wordt aangemaakt. Dit wordt het kapsel genoemd. Dit is een natuurlijke reactie van het lichaam.

De kapselvorming zorgt er voor dat de prothese goed gaat hechten aan het omringende weefsel zodat deze daarna niet meer kan uitzakken, draaien of anderszins kan verplaatsen.

Het inkapselen van de prothese vindt plaats gedurende ongeveer zes weken na de borstvergroting. Als tijdens deze inkapselingfase de weefsels rondom de prothese te veel  bewegen ten opzichte van de prothese kan de gewenste inkapseling niet (goed) plaatsvinden. De prothese kan dan gaan verplaatsen. Daarom is het van groot belang om de eerste zes weken de borstspier te ontzien en sporten, stofzuigen en strijken etc. te vermijden.

Bij sterk geruwde protheses kan de benodigde inkapselingfase slechts enkele weken bedragen en kunnen deze activiteiten derhalve sneller hervat worden.

Kapselvorming is dus een normaal verschijnsel en het heeft een belangrijke functie. Echter bij ongeveer vijf procent van de vrouwen die een borstvergroting hebben ondergaan is er sprake van overmatige kapselvorming. Het lichaam gaat dan langer door met het maken van het kapsel. Het kapsel wordt dan te dik en gaat bovendien samentrekken. Dit wordt kapselcontractie of ook wel kapselfibrose genoemd. Door het samentrekken wordt de prothese ingeklemd, wordt deze harder en kan ook gaan vervormen. Het kapsel om de prothese wordt hierdoor voelbaar en in sommige gevallen wordt deze ook zichtbaar. In extreme gevallen treedt er ook pijn op.

Als overmatige kapselvorming optreedt dan is dat meestal binnen drie maanden tot een jaar na de operatie. Daarna wordt de kans op overmatige kapselvorming veel kleiner maar incidenteel kan het ook pas na vijf jaar voorkomen. Hieronder kunt u meer lezen over overmatige kapselvorming.

» Wanneer treedt overmatige kapselvorming op?

» De behandeling van overmatige kapselvorming

Wanneer treedt overmatige kapselvorming op?

Of overmatige kapselvorming gaat optreden is vooraf niet aan te geven. Zelfs bij één vrouw kan er wat dat betreft een verschil zijn tussen de linker en de rechter borst. Wel is van een aantal factoren bekend dat zij de kans op overmatige kapselvorming beïnvloeden.

Zo staat vast dat protheses met een glad oppervlak een veel grotere kans op overmatige kapselvorming geven (ongeveer 30 %) dan de protheses met een ruw oppervlak (minder dan 5 %). Dit komt doordat bij een glad oppervlak de bindweefselcellen allemaal in dezelfde richting georiënteerd zijn hetgeen de kans op samentrekking sterk vergroot. Bij een ruw oppervlak zijn de bindweefselcellen verschillend georiënteerd waardoor per saldo er niet zo gauw samentrekking ontstaat. Protheses met een glad oppervlak worden daarom onder de borstspier geplaatst waardoor de kans op overmatige kapselvorming aanzienlijk wordt teruggebracht tot onder de 10 %. Bij geruwde protheses heeft de plaatsing boven of onder de borstspier geen invloed op de kans op overmatige kapselvorming. Verder is bekend dat een met vloeibare siliconenolie gevulde ruwe prothese iets meer kans geeft op overmatige kapselvorming dan een met cohesieve gel gevulde ruwe prothese.

Bij het gebruik van gladde protheses worden vrouwen geadviseerd om na de ingreep deze protheses te masseren om zodoende de kapselvorming wat af te remmen. Geruwde protheses daarentegen moeten juist de eerste weken met rust worden gelaten teneinde de protheses zo goed mogelijk te laten inkapselen en daarmee te laten hechten aan het omringende weefsel zodat latere uitzakking of verplaatsing kan worden voorkomen. Na een aantal weken mogen ook geruwde protheses gemasseerd worden om verdere kapselvorming af te remmen.

Een andere factor die invloed heeft op de kapselvorming is de mate waarin bloedingen tijdens of na de ingreep optreden. Bij een nabloeding worden de poriën van de prothese gevuld met bloedstolsels waardoor ook een geruwde prothese de eigenschappen gaat krijgen van een gladde prothese die een veel grotere kans op overmatige kapselvorming kent.

Bij een borstvergroting waarbij de incisie gemaakt wordt in de borstplooi bestaat de kleinste kans op (na)bloedingen. De chirurg heeft dan een beter zicht op de pocket en kan met meer precisie werken.

Vroege overmatige kapselvorming kan ook optreden wanneer de chirurg de pocket (de holte waar de prothese wordt geplaatst) te krap maakt. Tot slot wordt vermoed dat ook het optreden van (kleine) infecties als gevolg van de borstvergroting de kapselvorming daarna kan stimuleren.

De behandeling van overmatige kapselvorming

Overmatige kapselvorming kan zich in verschillende gradaties voordoen. Het kan gaan om een lichte en niet hinderlijke vorm (graad 1) tot een ernstige vorm met verhoogde gevoeligheid en een zichtbaar harder geworden kapsel (graad 4).

Bij het gebruik van de moderne geruwde protheses is de kans op overmatige kapselvorming slechts 2 a 3 % en bovendien zal het dan meestal gaan om de lichte graad. Als de betreffende vrouw zich hier toch te veel aan stoort dan volstaat een kleine chirurgische ingreep om dit te verhelpen. Hierbij wordt het kapsel op diverse plekken ingesneden zodat de prothese weer meer ruimte krijgt. Deze ingreep wordt een capsulotomie genoemd.

Bij de meer zeldzame gevallen van ernstige kapselvorming kan besloten worden om dit kapsel volledig te verwijderen. Uiteraard is dat een meer ingrijpende hersteloperatie. Deze ingreep wordt een capsulectomie genoemd.

In uitzonderlijke gevallen moet als gevolg van overmatige kapselvorming ook een nieuwe prothese worden geplaatst.